Bij fototoestellen blijft het onderscheid tussen meetzoekercamera’s en spiegelreflexcamera’s bestaan. Ook bij digitale camera’s blijft dit onderscheid behouden. Het verschil is eenvoudig uit te leggen. Wanneer een camera op een object gericht wordt, moeten zowel de fotograaf als de camera zelf het object kunnen zien. De fotograaf kiest naar gelang van wat hij ziet de instellingen, de camera mist misschien nog een stukje van het beeld en legt het beeld vast. Het analoge fototoestel legt het beeld vast door belichting van een gevoelige film, het digitale fototoestel slaat het beeld op een chip of een chipset op. Dit is bij uitgestrekte beelden een klein probleem. Wordt echter met een analoog of een digitaal fototoestel een groepsfoto genomen, komt het soms op millimeters aan om alle personen in beeld te krijgen. Bij de meetzoekercamera komen, in het geval van de digitale camera, het beeld op de sensor en het beeld op het weergavescherm niet helemaal overeen. Bij de spiegelreflexcamera kijkt de fotograaf door de lens, waardoor ook het licht voor de sensor van de digitale camera valt. Wanneer de foto genomen wordt, klapt het spiegelmechaniek weg waardoor de weg van de lens naar de sensor vrijkomt. Deze techniek zorgt ervoor dat de fotoprinter ook echt alle personen op de groepsfoto kan printen.
Zoals in analoge tijden wordt ook bij het digitale fototoestel en de digitale spiegelreflexcamera beweerd dat de complexe techniek garant staat voor betere foto’s. Deze discussie is vergelijkbaar met de vraag of laserprinters of inkjetprinters van betere kwaliteit zijn. Het komt op de versie neer.